Het ene kind wil timmerman worden, het andere is vooral geïnteresseerd in talen of techniek. In het voortgezet onderwijs krijgt uw kind de kans om deze talenten te ontdekken en te ontwikkelen. De keuze van een school voor voortgezet onderwijs is daarbij een belangrijke eerste stap.
Op basis van het schooladvies van de basisschool, de Cito- en/of Nio-toets en de wensen van de ouders en het kind, wordt er een school gekozen. Wordt het een brugklas op een brede scholengemeenschap? Of bijvoorbeeld op een gymnasium of een mavo? Ook verschillen scholen in de manier waarop ze lesgeven en zijn er grote en kleine scholen.
Welke soorten onderwijs zijn er?
Het Nederlandse onderwijssysteem is zo ingericht dat ieder kind zijn talenten kan ontwikkelen. Er zijn daarom verschillende vormen van voortgezet onderwijs:
- Het praktijkonderwijs is voor jongeren voor wie het vmbo te hoog gegrepen is en die moeite hebben met leren uit boeken en met huiswerk. De praktijkschool leidt rechtstreeks op voor de arbeidsmarkt. De leerlingen doen praktijkervaring op en leren dus door te doen. Hierbij krijgen ze diverse opdrachten en kunnen ze stage lopen. Het doel van het praktijkonderwijs is om leerlingen naar een baan te leiden, maar er kan ook gekozen worden voor een vervolgopleiding.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
- Het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs) duurt vier jaar. Het vmbo bereidt leerlingen voor op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo). Voor leerlingen die extra begeleiding nodig hebben op het vmbo is er het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Het vmbo heeft vier leerwegen: vmbo-b (basis), vmbo-k (kader), vmbo-gl (gemengde leerweg) en vmbo-t (theoretisch).
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
- Het havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) duurt vijf jaar en bereidt scholieren voor op een hogere beroepsopleiding.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
- Het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs) bereidt scholieren voor op een studie aan een universiteit en duurt zes jaar. Er zijn twee typen vwo: atheneum en gymnasium. Het verschil tussen atheneum en gymnasium zijn de klassieke talen. Op het gymnasium zijn Latijn en Grieks verplicht in de onderbouw en is één van deze talen verplicht als examenvak. Op het atheneum hoeft de leerling geen klassieke talen te volgen. Soms is het wel mogelijk om Latijn als keuzevak te volgen.
Naast deze soorten onderwijs zijn er ook scholen voor speciale doelgroepen. Zo is er voor lichamelijk gehandicapte, slechthorende, slechtziende of langdurig zieke leerlingen speciaal onderwijs. Maar er zijn bijvoorbeeld ook speciale scholen voor jongeren die topsport beoefenen.